Meniscectomie

Meniscectomie
Meniscectomie is een meniscus operatie. In het verleden werd de meniscus in de knie als nutteloos weefsel beschouwd. In die tijd werden de menisci dan ook in het geheel verwijderd (open meniscectomie). Toen bleek dat na een periode van tien tot vijftien jaar na een open totale meniscectomie ernstige gewrichtskraakbeen schade (artrose) ontstond begon men meer interesse in de meniscus te krijgen. Daarom werd eind jaren ’70 begin jaren ’80 basaal onderzoek naar de functie van de meniscus gestart.

Open Meniscectomie
Bij een open totale meniscectomie, dat is het verwijderen van de gehele meniscus via de oude open techniek, varieert blijkt uit onderzoek dat de artrose-incidentie tussen de 50% en 70% na 10 tot 15 jaar. Voor het laterale (buiten) compartiment van de meniscus zijn de gevolgen erger dan voor het mediale (binnen) compartiment van de knie. Opmerkelijk is de discrepantie (het verschil) tussen de radiologische afwijkingen en de klinische resultaten na totale meniscectomie. (Niet iedereen ontwikkeld pijn).

Na totale mediale meniscectomie (geheel verwijderen van de
binnenmeniscus) heeft 80% een goed resultaat ondanks afwijkingen op de röntgenfoto, na laterale meniscectomie (verwijdering van de
buitenmeniscus) is dit 47%. Verwijdering van de laterale meniscus geeft dus meer kans op pijn en artrose.

Een open meniscectomie behoort niet meer tot de normale behandeling. Eigenlijk behoren alle meniscusoperaties via een kijkoperatie (artroscopie) plaats te vinden.
 

Partiële Meniscectomie via artroscopie
Partiële meniscectomie, alleen het gescheurde deel van de meniscus wordt verwijderd, geeft betere functionele en radiologische resultaten maar artrose kan nog steeds ontstaan. De mate van artrose blijkt evenredig met de hoeveelheid verwijderd meniscusweefsel.

Artrose
Na (partiële) meniscectomie kan er artrose (slijtage) ontstaan door
vermindering van het schokabsorberend vermogen van de meniscus,
verandering van de drukverdeling met als gevolg verhoogde piekdrukken op het gewrichtskraakbeen en minder goede verdeling van de gewrichtsvloeistof over het gewrichtskraakbeen. Door al deze factoren is er een verstoorde homeostasis (functioneel evenwicht) van het gewrichtskraakbeen.
Andere factoren voor tibiofemorale artrose in de knie zijn: instabiliteit van de knie, obesitas, fysieke activiteit en eerder knieletsel. Noduli van Heberden (knobbels op de laatste vingergewrichten) en familiaire predispositie zijn meer geassocieerd met patellofemorale artrose, dat is artrose achter de knieschijf.